-
1 maken
1 [algemeen] faire3 [scheppen] créer4 [in een toestand, positie brengen] rendre5 [uitvoeren, doen plaats hebben] effectuer7 [bedragen] équivaloir à8 [repareren] réparer♦voorbeelden:1 dat kun je niet maken! • tu ne peux pas faire ça!het (helemaal) maken • avoir un succès monstrekleren maken • confectionner des vêtementsgeen tijd? dan maak je maar tijd! • pas le temps? arrange-toi pour en trouver!4 iemand voorzitter maken • nommer qn. présidentzich belachelijk maken • se rendre ridiculeiemand dood maken • tuer qn.het erger maken dan het is • grossir les choseszich gehaat maken • se faire haïrmaak het kort • soyez brefiets waar maken • prouver qc.wakker maken • réveiller〈 figuurlijk〉 iemand zwart maken • noircir qn.hij zal het niet lang meer maken • il n'en a plus pour longtempsmaak dat je weg komt! • débarrasse le plancher!gebruik maken van • utiliserzijn opwachting maken • se présenterruzie maken • se disputerje hebt daar niets te maken • tu n'as rien à y fairehij kan mij niets maken • il ne peut rien contre moije hebt het ernaar gemaakt • tu l'as bien méritéhet schip maakt water • le navire fait eaude patiënt maakt het slecht • le malade se porte malik heb daar niets mee te maken • je n'y suis pour rienwat heb ik daarmee te maken? • qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse?met iemand te maken hebben • avoir affaire à qn.iets te maken hebben met een zaak • être pour qc. dans une affaireje hebt er niets mee te maken • cela ne te regarde paswat heeft u daarmee te maken? • qu'est-ce que ça peut bien vous faire?dat heeft niets te maken (met) • cela n'a rien à voir (avec)ik weet het goed gemaakt • j'ai une bonne idéehet helemaal bij iemand maken • taper dans l'oeil à qn.hoe maakt u het? • comment allez-vous?maak het nou (een beetje)! • non, mais des fois! -
2 snap
adj. onverwacht, snel-, bliksem-, flits- (stemming, film, etc.)--------adv. onverwacht, snel, bliksemsnel--------n. klap, hap, beet; knip (met vingers, schaar)drukknoop; foto; pit, energie--------v. happen (naar), bijten; aangrijpen (kans); (ermee) ophouden; (af)breken, (af)knappen; knallen (met zweep, geweer); snauwensnap1[ snæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klap5 foto♦voorbeelden:1 shut a book/lid with a snap • een boek/deksel met een klap sluiten10 put some snap into it! • een beetje meer fut!I don't care a snap for what she says • wat zij zegt kan me geen barst/lor schelen————————snap2♦voorbeelden:————————snap3〈 snapped〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 snap to it • vooruit, schiet 'ns op6 met een ruk/schok bewegen♦voorbeelden:1 (weg)grissen ⇒ grijpen, (weg)rukken♦voorbeelden:snap up • op de kop tikkensnap up a bargain • een koopje meepakken¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 snap it up • vooruit, aan de slag————————snap42 knak♦voorbeelden:1 snap went the glass • klap ging/zei het glas¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 snap! you're wearing the same dress as me • wat een toeval! je hebt dezelfde jurk aan als ik -
3 tirer
tirer [tieree]1 schieten3 zwemen (naar) ⇒ gaan (naar), neigen (naar)♦voorbeelden:tirer dans le tas • lukraak op een groep mensen inschietentirer sur sa pipe • aan zijn pijp trekken4 journal qui tire à trente mille • krant die een oplage heeft van 30.000 exemplarenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 trekken (aan) ⇒ optrekken, naar beneden trekken, aantrekken2 halen (uit) ⇒ (uit)trekken, onttrekken, tappen3 (af)schieten ⇒ afvuren, neerschieten4 (af)drukken ⇒ afbeelden, tekenen♦voorbeelden:tirer l'échelle • de ladder wegtrekkentirer la jambe • met zijn been trekkentirer sa jupe • zijn rok gladtrekkentirer du métal en fils • draadtrekkentirer un navire • een boot slepentirer les rideaux • de gordijnen opentrekken, dichttrekkentirer la sonnette • aan de bel trekkentirer les yeux • vermoeiend voor het gezicht zijntirer un texte à soi • een tekst ten eigen voordele uitleggentirer la porte sur soi • de deur achter zich dicht trekkentirer le couteau • het mes trekkentirer vengeance • zich wrekentirer du vin • wijn uit het vat halenon ne peut rien en tirer • hij laat niets losil n'y a pas grand-chose à en tirer, on ne peut rien en tirer • er valt niet veel met hem te beginnentirer des larmes à qn. • iemand aan het huilen makentirer de l'argent de qn. • iemand geld aftroggelentirer son origine, sa source de • afstammen van, komen uittirer argument de qc. • iets als reden aanvoerentirer vanité de qc. • ergens trots op zijntirer argent de tout • overal geld uit slaantirer de l'huile des olives • olie uit olijven persentirer sur qn., sur le compte de qn. • een wissel op iemand trekkentirer un plan • een plan ontwerpentirer un livre à 2000 exemplaires • 2000 exemplaren van een boek drukken→ affaire, arme, boue, cheval, clair, diable, épine, épingle, langue, longueur, plan, poudre, ver, vin♦voorbeelden:1 s'en tirer • zich eruit redden, zich er doorheen slaan, het er zonder kleerscheuren afbrengens'en tirer avec deux mois de prison • er met twee maanden gevangenis vanaf komens'en tirer à bon compte • er makkelijk vanaf komen————————tirer (la boule)v1) (af)schieten, afvuren5) halen (uit), uittrekken6) afdrukken -
4 photograph
n. foto; fotografie; kiek--------v. fotograferenphotograph1[ footəgra:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 foto♦voorbeelden:take a photograph • een foto maken————————photograph2♦voorbeelden:1 she photographs well/badly • ze laat zich goed/slecht fotograferen1 fotograferen ⇒ foto's maken; een foto nemen van -
5 model
adj. voorbeeldig; model---------n. model; vorm, mal; voorbeeld, makette; (foto) model; leest--------v. model staan; modelleren; boetserenmodel1[ modl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————model21 model-2 perfect♦voorbeelden:————————model31 mannequin/model zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vervaardigen/vormen naar een voorbeeld♦voorbeelden:2 model something after/(up)on something • iets maken/ontwerpen naar het voorbeeld van iets -
6 print
n. druk; prent; afdruk; drukletters; voetafdruk; vingerafdruk; gestempeld teken--------v. afdrukken; bedrukken; prenten; drukkenprint1[ print]4 stempel5 gedrukt exemplaar ⇒ krant, blad♦voorbeelden:1 druk♦voorbeelden:out of print • uitverkocht→ small small/————————print23 in/met blokletters (op)schrijven♦voorbeelden:print out • een print-out/uitdraai maken (van)II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 poser
poser [poozee]1 poseren ⇒ een houding aannemen, geaffecteerd doen♦voorbeelden:1 poser à qn. • voor iemand door willen gaan, iemand na-apenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 plaatsen ⇒ aan-, op-, in-, afzetten, ergens (neer)zetten, -leggen, hangen3 stellen ⇒ aannemen, uitgaan van4 stellen ⇒ opstellen, voorleggen, opwerpen5 aanzien, grote bekendheid geven ⇒ een status geven, doen opzien naar♦voorbeelden:poser son regard sur • zijn blik vestigen opposer le décor • het decor opstellenposer une pierre • een steen metselenposer des règles • regels opstellenposer que 〈+ aantonende wijs〉 • stellen, aannemen dat4 poser sa candidature pour • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarcela pose un problème • dat levert een probleem op1 geplaatst worden ⇒ (neer)gezet, gelegd worden, (be)rusten (op)3 gesteld worden ⇒ zich voordoen, opduiken4 zich voordoen (als) ⇒ zich opwerpen (tot), spelen (voor)♦voorbeelden:se poser en, en tant que • zich voordoen alsse poser comme • zich voordoen alsv1) poseren, een houding aannemen2) steunen (op)4) een tijdopname maken [foto]5) plaatsen6) stellen -
8 aufmachen
aufmachenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:die Hand aufmachen • zijn hand (geopend) uitstekenmach die Ohren auf! • luister goed, let op!einen Bericht tendenziös aufmachen • in een verslag een tendentieuze voorstelling van zaken geven♦voorbeelden: -
9 cheese
-
10 say cheese
kijk/lach eens naar het vogeltje 〈 bij het maken van een foto〉 -
11 oeil
oeil1 [uj],yeux [jeu]〈m.〉3 oog ⇒ waakzame blik, aandacht4 oog ⇒ gevoelen, oordeel, mening♦voorbeelden:oeil de verre • kunstoogaux yeux bleus • met blauwe ogenregarder qn. entre les deux yeux • iemand scherp aankijkenfaire les yeux doux à qn. • iemand lief, verliefd aankijkenfaire qc. les yeux fermés • iets blindelings, met gesloten ogen doenles yeux grand(s) ouverts • met wijd opengesperde ogenil a les yeux plus grands que le ventre • zijn ogen zijn groter dan zijn maagfaire les gros yeux à qn. • iemand bestraffend aankijkenà l'oeil nu • met het blote oogoeil poché • blauw oogil a les yeux pochés • hij heeft wallen onder zijn ogen〈 informeel〉 tu n'as donc pas les yeux en face des trous? • heb je geen ogen in je hoofd?baisser les yeux • de ogen neerslaanne pas en croire ses yeux • zijn ogen niet (kunnen) gelovenne dormir que d'un oeil • licht slapense faire les yeux • z'n ogen opmakenne pas fermer l'oeil • geen oog dichtdoenavoir les yeux perdus dans le vague • doelloos voor zich uit starenpocher un oeil à qn. • iemand een blauw oog slaantaper dans l'oeil de qn. • het helemaal maken bij iemands'user, se casser les yeux (à lire) • zijn ogen (met lezen) bederven〈 spreekwoord〉 loin des yeux, loin du coeur • uit het oog, uit het hartde ses (propres) yeux • met eigen ogenpour les beaux yeux de qn. • om iemands mooie ogen〈 spreekwoord〉 oeil pour oeil, dent pour dent • oog om oog, tand om tandcouver des yeux • met de ogen verslinden, tedere blikken werpen opdébrider les yeux de qn. • iemand de ogen openenfermer les yeux sur qc. • de ogen voor iets sluitenfixer les yeux sur qn., qc. • de blik op iemand, iets vestigenjeter les yeux sur qc., qn. • zijn blik op iets, iemand richtenlever les yeux sur • het oog laten vallen op, begerenouvrez bien vos yeux! • houdt uw ogen goed open!ne pas quitter des yeux qn., qc. • de ogen niet van iemand, iets kunnen afwendensauter aux yeux • in het oog springensuivre qn. des yeux • iemand nakijkenses yeux tombèrent sur la lettre • zijn blik viel op de brief〈 spreekwoord〉 ce que les yeux ne voient pas ne fait pas mal au coeur • wat niet weet, wat niet deertmettre sous les yeux de qn. • iemand tonenavoir qc. sous les yeux • iets voor zich hebben (liggen)avoir l'oeil à tout • op alles lettenn'avoir pas les yeux dans sa poche • zijn ogen niet in z'n zak hebben (zitten)n'avoir d'yeux que pour • alleen oog hebben voorça crève les yeux • dat is zo klaar als een klontjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor en oog zijnfrapper l'oeil • meteen in het oog vallenouvrir l'oeil (et le bon) • zijn ogen goed open houdentenir qn. à l'oeil • iemand in 't oog houden4 regarder qn. d'un bon, d'un mauvais oeil • iemand gunstig, niet gunstig gezind zijnvoir qc. d'un bon, d'un mauvais oeil • iets gaarne, met lede ogen ziend'un oeil critique • kritischregarder qn. d'un oeil noir • iemand vuil aankijkenà mes yeux • in mijn ogen, volgens mijoeil électrique • foto-elektrische cel〈 informeel〉 mon oeil! • je tante!, ammehoela!n'avoir plus que les yeux pour pleurer • alles verloren hebbencoûter les yeux de la tête • peperduur zijnse rincer l'oeil • zijn ogen uitkijkentaper de l'oeil • slaap hebben, een tukje doentourner de l'oeil • flauwvallenentre quatre yeux • onder vier ogen————————〈m.〉 〈 ambachtelijk〉1 oog ⇒ gat, opening, boring1. m 2. yeuxm pl -
12 check
n. onderzoek; rem; ruit; cheque; verificatie, bevestiging; cheque, uitgeschreven bestelling van een partij die de bank gelast een specifiek bedrag aan een andere partij over te maken, betalingsopdracht; geldopdracht; rekening van restaurant--------v. onderzoeken, nagaan, verifiëren, controleren; remmen, stoppencheck1[ tsjek]2 proef ⇒ test, controle4 kaartje ⇒ reçu, bonnetje♦voorbeelden:1 keep a check on someone, 〈 Amerikaans-Engels〉have one's checks upon someone • iemand in de gaten/het oog houdenput a check on someone • iemand intomen1 ruit(je) ⇒ ruitpatroon, geruite stof2 schaak♦voorbeelden:1 keep in check • onder controle/in bedwang houdenwithout check • ongehinderd2 check! • schaak!————————check2♦voorbeelden:1 controleren ⇒ testen, toetsen♦voorbeelden:check over/through the proofs • de drukproeven na/doorkijken♦voorbeelden:check one's hunger • zijn honger stillen -
13 sterk
4 [omvangrijk, veelvuldig; talrijk] strong5 [bekwaam] strong6 [kras] thick, Aexaggerated7 [met betrekking tot reuk/smaak/geluiden] strong8 [met vaste waarde] strong♦voorbeelden:een sterke motor/zender • a high-powered engine/transmittersterke thee • strong teaiets sterks drinken • drink something strongsterker worden • gain strengthsterk zijn in zijn armen • have strong arms〈 spreekwoord〉 wie niet sterk is, moet slim zijn • if the lion's skin cannot, the fox's shallsterke lijm • strong glueik vind het geen sterk verhaal • I don't think much of the storyeen sterke wind • a strong wind4 het leger is 30.000 man sterk • the army is 30,000 strongeen sterke speler • a strong playersterk in aardrijkskunde • good at geographydat lijkt me sterk • I doubt itsterker nog • indeed, more than thatII 〈 bijwoord〉2 [op goede wijze] well♦voorbeelden:een sterk vergrote foto • a much enlarged photographzich sterk tot iemand aangetrokken voelen • feel a strong attraction towards someoneer sterk over denken om te gaan verhuizen • seriously consider movingsterk gekleurd • highly colouredsterk gekruid • highly seasonediets sterk overdrijven • greatly exaggerate somethingsterk ruiken • smell stronglysterk toenemen • increase sharplysterk twijfelen aan • doubt something very muchsterk uiteenlopen/verschillen • diverge/differ greatlysterk verbeterd • much improvediets sterk verbeteren • make great improvement in somethingsterk redeneren • reason wellik zal het je nog sterker vertellen • I'll tell you one to top that -
14 mat
mat1〈de〉1 [ook sport] mat♦voorbeelden:1 de groene mat • Bthe football pitchmatten kloppen • beat/shake matsvan matten voorzien • mat————————mat21 [dof, glansloos] mat(t); dull 〈 klank, oog, markt〉; dim 〈 licht〉; frosted 〈 gloeilamp〉 ⇒ 〈 foto ook〉 with a matt finish♦voorbeelden:een mat oppervlak • a mat surfacemat maken/worden • dull, tarnishmet matte stem spreken • speak in a flat voiceII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [schaakmat] checkmate♦voorbeelden:mat staan • be checkmatediemand mat zetten • checkmate someone -
15 vergroting
1 [het vermeerderen/vermeerderd worden] increase2 [het groter maken/worden; resultaat daarvan] enlargement ⇒ 〈 medicijnen, geneeskunde; met betrekking tot bloedvat, pupil〉 dilation3 [vergrote weergave] magnification4 [vergroot weergegeven foto] enlargement♦voorbeelden:vergroting van de omzet • increase in the turnover
См. также в других словарях:
Anna Maria Geertruida Schmidt — Grab van Annie M.G. Schmidt Annie M. G. Schmidt (* 20. Mai 1911 in Kapelle als Anna Maria Geertruida Schmidt; † 21. Mai 1995 in Amsterdam) war eine niederländische Schriftstellerin und Journalistin. Sie gilt weltweit als eine der bekanntesten… … Deutsch Wikipedia
Annie M.G. Schmidt — Grab van Annie M.G. Schmidt Annie M. G. Schmidt (* 20. Mai 1911 in Kapelle als Anna Maria Geertruida Schmidt; † 21. Mai 1995 in Amsterdam) war eine niederländische Schriftstellerin und Journalistin. Sie gilt weltweit als eine der bekanntesten… … Deutsch Wikipedia
Annie M. G. Schmidt — Annie M.G. Schmidt Annie M. G. Schmidt (* 20. Mai 1911 in Kapelle als Anna Maria Geertruida Schmidt; † 21. Mai 1995 in Amsterdam) war eine niederländische Schriftstellerin und Journalistin. Sie gilt weltweit als eine der bekanntesten Kinderbuch… … Deutsch Wikipedia
Нидерландский язык — Самоназвание: Nederlands Страны: Нидерланды, Бельгия … Википедия
Karel Lotsy — Karel Lotsij Karel Johannes Julianus Lotsy (* 3. März 1893 in Baltimore, Maryland (USA); † 29. August 1959 in Koog aan de Zaan; eigentlich Karel Lotsij) war ein niederländischer Fußball und Sportfunktionär. Von 1942 bis 1953 war er Vorsitzender… … Deutsch Wikipedia
Karel Lotsij — Karel Johannes Julianus Lotsy (* 3. März 1893 in Baltimore, Maryland, USA; † 29. August 1959 in Koog aan de Zaan; eigentlich Karel Lotsij) war ein niederländischer Fußball und Sportfunktionär. Von 1942 bis 1953 war er Vorsitzender des… … Deutsch Wikipedia
Karel Lotsij — Karel Johannes Julianus Lotsy (* 3. März 1893 in Baltimore, Maryland, USA; † 29. August 1959 in Koog aan de Zaan; eigentlich Karel Lotsij) war ein niederländischer Fußball und Sportfunktionär. Von 1942 bis 1953 war er Vorsitzender des… … Deutsch Wikipedia
Rinus Israël — Marinus David „Rinus“ Israël (* 19. März 1942 in Amsterdam) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler und heutiger Trainer. Er wurde mit DWS einmal und mit Feyenoord dreimal Niederländischer Meister. Mit Feyenoord gewann er außerdem den… … Deutsch Wikipedia
André Adam — (* 1936) ist ein ehemaliger belgischer Botschafter. Leben André Adam heiratete Danielle Adam David. Von 1986 bis 1990 war Adam Botschafter in Algier. Von 1992 bis 1995 leitete Adam die Abteilung Politik im belgischen Außenministerium.[1] Als… … Deutsch Wikipedia